Verzorging en gedrag

Gedrag  
De halsbandleguaan stond een aantal jaar geleden in Nederland nog niet in de lijst van favorieten reptielen. Dit kwam omdat erover in informatieboeken heel negatief werd gedaan. Zo zouden ze schuw en bijterig zijn en moeilijk tam te krijgen of mee te kweken. Ik kan je vertellen dat hier absoluut niks van waar is! Tegenwoordig is deze hagedis al aardig in trek en wordt er met succes mee gekweekt. Natuurlijk hebben ze wel hun eigen karakter, maar dat is juist het leuke ervan.

Het zijn echte donderstenen die de hele dag in de weer kunnen zijn. Zo komen ze ineens op schouder zitten terwijl je in de bak bezig bent en een andere keer trekken ze zich niks van je aan. Vaak houden ze je met een schuine kop goed in de gaten. Wie kijkt nou naar wie, zou je zeggen. Ze houden van aandacht en sommigen vinden het zelfs lekker als je ze onder hun kin kriebelt. Als je ze van jongs af aanwendt om soms even door de kamer te laten lopen, vinden ze dit ook prachtig. Maar een gladde vloer veroorzaakt vaak wel stress.
Door hun activiteit en kunstige capriolen brengen ze veel leven in de bak. Het beste is dan ook om ze een ruime bak te geven met veel mogelijkheden. Hierdoor kunnen ze soms sprongen maken die soms gerust de hele bak doorkruist. Behalve hun snelle bewegingen kunnen ze daarin tegen ook zeer prominent en stil op een steen zitten. Zo lijkt het soms meer op een stilleven.

LET OP ! het zijn echter geen grote groene leguanen!! Het is dus niet zo dat je ze kan aanlijnen, aankleden of buiten kan uitlaten. Groene leguanen kunnen net als hondjes zijn, die vaak “alles” best vinden. Bij Halsbandleguanen is dit dus niet zo! Zij moeten kunnen doen en laten wat ze zelf willen.

Onze nakweek halsbandleguanen zijn heel nieuwsgierig en totaal niet bang, ze springen op je hand en klimmen dan altijd door naar je schouder.

 

Verzorging in het algemeen.

Hier staan een aantal algemene punten over de verzorging. Specifieke informatie over de verzorging voor jonge dieren is te vinden op de pagina kweken en verzorging. Meer informatie over huisvesting, verlichting en voeding ect. is te vinden op de desbetreffende pagina’s.

Zoals al hierboven beschreven, houden halsbandleguanen van gezelschap. Meerdere dieren in een bak is dus wel gewenst. Volwassen mannen bij elkaar geven vaak problemen. Dus 1 man met 1 of meerdere vrouwen is de ideale combinatie. Wanneer 2 mannetjes met elkaar opgroeien kan dit echter wel goed gaan. Zolang er maar geen vrouwtjes bij komen waardoor de mannen reden hebben om dominant te gaan doen. Vechtende mannen kunnen elkaar zo erg verwonden, dat zelf de dood erop kan volgt. Probeer minimaal 2 vrouwtjes (of meer) bij een man te zetten. Zo worden de vrouwen niet te veel “belast” door de man tijdens het paren.

Het terrarium moet ingericht worden als een droge een goed verlichte bak. Hierin een harde bodemondergrond en veel zit, klim en schuilmogelijkheden. In het oorspronkelijke leefgebied is het in de nacht vaak koud en enigszins vochtig. Sproei daarom de bak een paar keer per week licht vochtig. Dit het liefst zodra het licht uit is of ‘s-morgens vroeg voor het weer aan gaat. Door dit regelmatig te doen gaat ook het vervellen veel makkelijker.

Het schoonmaken van de bak is niet veel werk. De ontlasting zijn meestal compacte drollen en de urine wordt ook als pakketje uitgepoept. De urine is wittig van kleur en bestaat o.a. uit mineralen en kalk. Na een dag zijn ze droog en kunnen zo makkelijk opgeraapt worden. Als dit regelmatig gedaan wordt, dan is 2 á 3 keer per seizoen het wassen (of vervangen) van de bodembedekking vaak voldoende.
Regelmatig de dieren aandacht geven, bevorderd bij elk dier de gewenning. Echter houden vele van deze dieren er niet van op echt opgepakt te worden dmv grijpen. Schuif daarom je hand onder het lichaam en laat ze er op lopen. Dit is voor het dier een ontspannen manier van aandacht en ze vinden het vaak nog leuk ook. Als ze ineens eraf springen, dan doen ze dat vaak richting de bak (het licht). Dus handig om te weten dat je beter het raampje open kan laten.

Halsbandleguanen hebben een winterslaap nodig. Dit mag zeker niet onderschat worden. Bedenk dus van te voren of je aan deze eis kan voldoen. Dit geldt ook voor de jonge dieren.

Niet leuk om te horen maar wel goed om te weten. Helaas is het vaak zo dat (daadwerkelijke) zieke dieren niet veel kans meer hebben. Zelfs volwassen dieren zijn vaak te klein om behandeld te worden. Zelfs als dit door een dierenarts gebeurd. Dit betekend niet dat niet eerst geprobeerd kan worden om de oorzaak te achterhalen en evt te behandelen. Maar realiseer je dat het dier niet onnodig hoeft te lijden. Injecties zoals vocht, vitamineshot of tegen legnood is sterk af te raden. Dit heeft een te grote uitwerking op zo’n klein lichaam. Laten inslapen is dan een betere weg naar de dood.

Op het moment dat je weinig dieren bezit, stelt de verzorging van deze dieren weinig voor. Het belangrijkste is dat je voldoende geïnformeerd hebt. Dan gaat de rest bijna vanzelf.